Blind vlek

Met ons team waren we een lijst aan het maken voor een ‘diner pensant’ over dak- en thuisloze jongeren in de regio. We hadden het speelveld redelijk in beeld (dachten we): veldwerkers, managers, sportcoaches, een ggz-psycholoog, ambtenaren van de gemeente, drie raadsleden en niet te vergeten, een afvaardiging van de jongeren zelf. Toen zei een van mijn maten, “weet je, de vader van Ronald (een van de jongeren die meedoet), is zeer betrokken bij zijn zoon. Moeten we hem ook niet uitnodigen?”

De vader van een zwerfjongere? Betrokken? Ik kon het me niet voorstellen. Jongeren raken toch dak- en thuisloos omdat hun ouders níét betrokken zijn?

Complexe organisatorische en maatschappelijke vraagstukken moet je per definitie vanuit verschillende perspectieve benaderen. Niemand heeft namelijk een abonnement op de waarheid; er zijn áltijd meerdere kant van het verhaal en ze zijn doorgaans ook waar. Naarmate je vraagstuk beter leert kennen, des te groter de kans dat je een nieuwe opening ontdekt om het vraagstuk op te lossen.

Als we kijken naar het vraagstuk van dak- en thuislozen jongeren dan kom ik de volgende invalshoeken tegen. Het begint natuurlijk met het verhaal van de jongere zelf. Soms ontstaat zijn situatie door zijn eigen toedoen, bijvoorbeeld als hij verkeerde keuzes maakt of bij verkeerde vrienden terecht komt. Maar soms is er sprake van het domme pech en ligt het aan de plek waar zijn wieg staat. Het is niet de keuze van de jongere dat zijn ouders scheiden of dat hij geboren wordt met een erfelijk belasting. Naast het perspectief van de jongeren zijn er de perspectieven van de professionals en de organisaties waar ze voor werken, en het perspectief van de gemeente, de politiek en wet- en regelgeving. En waar ik dus al struikelend achterkwam, er is dus ook het perpectief van de naasten: de ouders, familieleden, vrienden of buren die zich zorgen maken. Om met JC te spreken, je gaat het pas zien als je het door hebt.

Ik moet daarbij telkens denken aan dat mooie verhaal uit mijn kindertijd, over die wijze mannen en die olifant.


Seven blind men and an elephant

A group of blind men heard that a strange animal, called an elephant, had been brought to the town, but none of them were aware of its shape and form. Out of curiosity, they said: “We must inspect and know it by touch, of which we are capable”. So, they sought it out, and when they found it they groped about it. In the case of the first person, whose hand landed on the trunk, said “This being is like a thick snake”. For another one whose hand reached its ear, it seemed like a kind of fan. As for another person, whose hand was upon its leg, said, the elephant is a pillar like a tree-trunk. The blind man who placed his hand upon its side said the elephant, “is a wall”. Another who felt its tail, described it as a rope. The last felt its tusk, stating the elephant is that which is hard, smooth and like a spear.

Bron: Wikipedia


Anders leren kijken

Door schade en schande wijs geworden blijf ik mijzelf dus herinneren aan het feit dat de werkelijkheid meervoudig is. Ik probeer nieuwsgierig en oordeelloos te kijken en luisteren, bijna zoals een kind zich naïef kan verwonderen over een werkelijkheid die wij als volwassen als vanzelfsprekend aannemen.

Zo houd ik mijn oren en open voor het volgende:

  1. De verhalen. Ik begin bijvoorkeur met het kleine, de verhalen uit de plek die kleur geven aan het vraagstuk, zoals een journalist die straat interviews doet. Verhalen zijn niet zelfden geladen met waarden. Als mensen verhalen vertellen laten ze vaak zien wat ze belangrijk vinden en verhalen bepalen ook hoe wij de werkelijkheid beleven – wat zeggen ze ook alweer, ’truth is an option’…?
  2. De cijfers. In het Engels heet dit ’the facts and figures’. Het stuit sommigen tegen de borst om problemen teveel te kwantificeren, maar ik vind het essentieel informatie. Wat zijn de aantallen, over hoeveel mensen, tijd en geld hebben we het?

    Hoe systemen echt in elkaar zitten
  3. De mensen. Over wie hebben we het, wat is het krachtenveld, en welke rollen en belangen zijn er? En niet onbelangrijk, wat zijn de onderlinge relaties? Organigrammen en processchema’s zeggen vooral iets over hoe we de werkelijkheid bedenken maar niet hoe de vork echt in de steel zit. Mijn collega Karen Jonkers heeft het in dit opzicht ook altijd over ‘wie zijn de unusual suspects?’ Vanuit haar werk bij Netwerk & Co geeft ze er zelfs workshops in.
  4. Het fysieke domein. Complexe vraagstukken doen zich niet zelden in een fysieke werkelijkheid voor. Wijs maar aan, laat maar zien. Afdelingen die niet met elkaar samenwerken omdat ze in gescheiden gebouwen werken; het denken in termen van ‘hotspots’ zoals gebruikelijk bij placemaking.
  5. Het digitale domein. Een wijk kent fysieke plekken van waarde zijn (waar staat de dorpspomp?) maar tegenwoordig ook digitale plekken van waarde (welke website, influencer of Facebook-groep moet ik bezoeken om de virtuele dorpspomp te ontdekken?).
  6. De tijd. Wat worden we gewaar als we een tijdlijn maken? Waar komt een vraagstuk vandaan en waar gaat het naartoe? Wat kunnen we leren van de patronen dien de tijd zichtbaar worden? De de aanwezigheid van hangjongeren die samenhangt met de cyclus der seizoen, bestuurlijke accenten die samenhangen met de cyclus van verkiezingen.
  7. Schaalniveau. Mijn oud-collega Robert Coppenhagen sprak in dit opzicht ook wel van ‘diependals’- en ‘bovenbergs’-perspectieven. Wat gebeurt in in de echte werkelijk, hoe ziet de plek der moeite eruit en waar lopen professionals dan tegenaan? Wat gebeurt er op het niveau van organisaties, waar hebben managers mee vandoen? Wat is het bestuurlijk perspectief? En als het om de overheid gaat, wat is het politieke perspectief, hoe ziet het politieke arena eruit? En voor sommige vraagstukken moet dan nog eens denken in termen van schalen: wijk, stadsdeel, gemeente, regio, provincie, landelijk, Brussel…
  8. De tegenstem. Bij ingewikkelde vraagstukken zijn er altijd mensen die een tegengeluid produceren. Tegengeluiden worden slecht geduld door de zij die aan de macht zijn en toch laat deze stem zich in onze samenleving steeds vaker, luider en zichtbaarder horen. 2019 was een topjaar voor de gemiddeld activist geloof ik. Ik vind het altijd de moeite waard om te luisteren naar wat deze mensen écht zeggen hebben – ook al vind ik daar zelf misschien van alles van.
  9. Intuïtief weten. Het laatste perspectief dat ik aan wil raken is die van het intuïtieve en van het lijf. Ik heb iemand eens horen zeggen “het lichaam liegt niet”. Professionals weten soms haarfijn hoe het zit. Ze kunnen het misschien niet onderbouwen maar hun ervaring zegt dat het zo is. Voor de liefhebber deze oude post van het EDGE-platform is buitengewoon prikkelend. In 2005 vroeg men wetenschappers wereldwijd om te vertellen wat zij dachten dat waar was ook al konden ze het op dat ogenblik nog niet bewijzen. Kijk hier met hoe de wetenschappelijke gemeenschap daarop reageerden.

Ik heb het zelf ook. Na 30 jaar in het vak kun je dingen aanvoelen of duiden waarvoor het cognitieve brein nog geen feiten beschikbaar heeft. In mijn werk maak ik daar met steeds meer zelfvertrouwen gebruik van. Als mijn lichaam aanslaat dan luister ik goed en breng ik het in. Dat zijn vaak de momenten waarop er ‘echt’ iets in een proces gebeurt.

Tot slot

De blinde vlek is er altijd. Het is een kenmerk van complexe vraagstukken dat niemand het geheel kan over zien. Iedereen heeft een deel van de puzzel in handen en de kunst is zoveel mogelijk van die puzzelstukjes op tafel te krijgen. Om in termen van Deep Democracy te spreken, breng alles wat mensen onbewust aan kennis en ervaring met zich meedragen in, zodat er collectief bewustzijn ontstaat en er optimaal gebruik wordt gemaakt van het potentieel -oftewel de wijsheid – van de groep.

Ik zal de inbreng van de vader van Ronald in ons project nooit vergeten.  Ik ga nooit meer aan de slag zonder me af te vragen, wie er vandaag in mijn blinde vlek naar mij staat te zwaaien.